1991 – Arthur Bagen & Gaston Klein

1991-ArthurBagen&HastonKlein-02

In 1991 was het fotograaf Arthur Bagen die in samenwerking met kunstenaar Gaston Klein een expositie realiseerde. Het werk bestond uit elf zeefdrukken op halftransparante, kunststof platen, die in de zuil gemonteerd werden. Uitgangspunt van dit werk was een anonieme archieffoto uit 1910. We zien arbeiders op een houten bouwsel van gestapelde materialen staan. De arbeiders poseren voor de foto alsof ze zich bewust zijn van het feit dat de vastlegging van het moment gerechtvaardigd en gewichtig is. Maar de constructie waaraan zij zich vasthouden is niet te benoemen: is het afval, is het een fantasieconstructie als het beroemde Palais Idéal van Facteur Cheval, of is het gewoon iets wat onaf is?

Fotografie heeft de bijzondere kwaliteit de werkelijkheid in beeld te brengen als iets waarin wij als toeschouwer moeten geloven. De Franse fotograaf André Bazin verwoordde het als volgt: ‘De fotografie profiteert van de overdracht van de werkelijkheid van het object naar zijn reproductie. Een natuurgetrouwe tekening kan ons meer informatie over het voorbeeld geven, maar zal nooit – onze kritische geest ten spijt – beschikken over het irrationele vermogen van de fotografie waarin wij geloven.’

De gebruikte archieffoto past in de geschiedenis van de Rietveldzuil, die ondanks de onherkenbaarheid van zijn functie deel bleef van het maatschappelijk leven door de verbondenheid ervan met mensen. Arthur Bagen en Gaston Klein schreven hierover: ‘Op het eerste gezicht (is deze foto) ver verwijderd van en contrasterend met het strenge functionalisme van Rietveld. De foto wordt in zijn zwart-wit gerasterde toestand sterk uitvergroot. Van dichtbij bekeken, levert dit een schijnbare desintegratie van de voorstelling op, die bij het nemen van afstand weer verdwijnt. De grillige rasterstructuur (van de vergroting) wordt aangevuld met een fijnmazig geometrisch netwerk van lijnen in kleur. Dit vormt het beeldcomponent dat weer een brug moet slaan naar de rationaliteit van Rietveld.’